Vermaert Konstschilderesse

Het gezin van Oosterwijck in Nootdorp

1642: De woning van de familie van Oosterwijck ligt links boven in het groen. De kerk staat aan de rechterkant.Direct na zijn trouwen verhuisde Jacobus van Oosterwijck met zijn vrouw van Delft naar de pastorie in Nootdorp op de hoek van de Molenweg en Kerkweg, die 30 jaar eerder door zijn vader was verlaten. Tijdens de eerste zwangerschap besloot het echtpaar een testament op te laten maken. Zij deden dat op 24 mei 1624 voor notaris Cornelis Coecke­bakker in Delft25. Jacobus had zijn collega’s ds. Abraham Moriens en Jan van Lodensteijn gevraagd bij die gebeurtenis aanwezig te zijn.

Beroepingentafel in de Dorpskerk van NootdorpHet eerste kind, dat uit hun huwelijk werd geboren, stierf in augustus 1624 bij of kort na de geboorte. Het werd zonder een naam begraven. Jacobus van Oosterwijck noteerde in het register van begrafenissen “den predicant sijn kint”. In 1627 verbouwde het kerkbestuur de pastorie: er werd een ‘nieuwe camer’ aange­bouwd. Waarschijnlijk gebeurde dit op verzoek van Jacobus van Oosterwijck. In dat zelfde jaar kreeg het echtpaar namelijk een dochter: Geertruyt. Tegenslag werd het gezin niet bespaard. Halverwege december 1629 overleed het derde kind van het gezin, enkele maanden oud. De naam is niet bekend. Op 15 december 1629 noteerde vader Van Oosterwijck in het begrafenisregister dat op die dag een kind van hem was begraven. Op 27 augustus 163026 werd Maria als tweede dochter geboren. Toen Maria vier jaar was, werd het gezin Van Oosterwijck in 1634 verblijd met de geboorte van de zoon Lambertus. 

De sociale contacten van het gezin Van Oosterwijck met Nootdorpers beperkten zich, naar mag worden aangenomen, tot enkele personen uit de hogere sociale klasse.
De ouders van Maria onderhielden vanuit Nootdorp een regelmatig contact met hun familieleden en bekenden in Delft en Voorburg. De hechtheid van de contacten met familie en aanverwanten blijkt uit de inventarisatie van de doopregisters in die periode27. Gedurende de dertien jaren die Jacobus van Oosterwijck en zijn vrouw in Nootdorp woonden, traden zij regelmatig op als doopgetuigen van kinderen uit die families28. De verbindingsroute over land van Nootdorp naar Delft over de Henricus Zijdwinde29 was zeker in de wintermaanden niet genoeglijk. De route per schuit over de Twee­molentjesvaart zal een stuk aangenamer zijn geweest. Langs de hele vaart lag een jaag­pad, waarlangs elke dag schepen met veen en andere producten naar Delft werden getrokken of geboomd. Maar of het reizen nu prettig was of niet, er was een sociale noodzaak om deze banden goed te houden. In perioden van financiële tegenslag, ziekte e.d. vormde de familie eigenlijk het enige sociale netwerk waarop men kan terugvallen. Zoals ook later in deze studie zal blijken, onderhield ook Maria op middelbare en hogere leeftijd een intensieve band met haar directe familie, ook al was de fysieke afstand vele malen groter dan die tussen Nootdorp en Delft.
Jacobus van Oosterwijck onderhield daarnaast veelvuldig contact met zijn ambtgenoten in Delft en daarbuiten. Zo werd hij in de Nootdorpse tijd uitgenodigd om als afgevaardigde van de classis Delft deel te nemen aan de synode. 

Wettentafel in de Dorpskerk NootdorpMaria kan als kind de gebrandschilderde wapenglazen hebben gezien die toen de kerk sierden, maar ook het ‘tafereel’ met de Wet des heren, dat tot op heden in de Dorpskerk links naast het huidige orgel hangt. Dit grote houten bord bevat diverse Bijbelteksten en de 10 geboden in gouden letters. Het is in 1607 gemaakt door Corstiaan ‘de scrijnwercker’ en beschilderd door de meesterschilder Niclaes Korssz. van Zoetermeer. Ook andere elementen die nu nog steeds in de NH-kerk aanwezig zijn, zoals de kansel, het koorhek met koperen lezenaars en kandelaars en de vier ‘Herenbanken’, waarvan een met houtsnijwerk versierd, dateren uit dat jaar. 

Tijdens zijn predikantschap moet Jacobus van Oosterwijck ook de kunstschilder Evert van Aelst in Nootdorp ontmoet hebben.
Evert van Aelst trok regelmatig de omgeving in om te schetsen en om schilderijen te maken en te verkopen. Op een van deze tochten nam hij ook zijn intrek in de herberg van Nootdorp “De gekroonde P” in de Dorpsstraat. Deze herberg - tevens rechtszaal -  lag precies tegenover de ingang van de kerk. Zijn logies betaalde hij met het maken van schilderijen. Dit was voor kunstenaars zeer gebruikelijk in die tijd: bakkers, wijnverkopers, verhuurders moesten dikwijls schilderijen als betaalmiddel accepteren30. Deze herberg werd toen bestierd door Simon van West, die nauw verbonden was met de kerk: hij was naast herbergier ook koster en onderwijzer. Evert van Aelst sloot met Van West een overeenkomst dat hij schilderijen zou maken die als een betaling in natura zouden dienen, welke schilderijen Van West zou mogen verkopen31.

 

Een ontmoeting tussen Jacobus van Oosterwijck en Everts van Aelst ligt voor de hand gelet op de afkomst van hen beiden en hun gedeelde Delftse jeugd. Misschien zag Maria van Oosterwijck op jeugdige leeftijd Evert van Aelst aan het werk en werd zij daardoor enthousiast om ook te leren schilderen. Wel zal zij later intensieve contacten opbouwen met de kunstschilder Willem van Aelst, de neef van Evert en van wie hij ook het schildersvak leerde32. Het is niet uit te sluiten dat de mogelijke contacten tussen Jacobus van Oosterwijck en Evert van Aelst een basis vormde, waarop Maria later zou kunnen terugvallen. 

Wie was ...

Evert van Aelst ~

(omstr. 1602 - 1657)

 

Evert van Aelst was een zoon van Willem van Aelst, die woonde aan de Ouden Langendijk in Delft in het huis ‘Int Paradijs’ en die procureur was van de Hoge Vierschaar in Delft33. Deze man was kapitaalkrachtig en bezat meerdere huizen34. Ook de broer van Evert, Jan van Aelst, behoorde tot de respectabele bovenlaag van de stad Delft. Hij was notaris / advocaat en woont aan in het huis ‘Iserenberg’ (IJzerberg) aan het Oude Delft, vlak bij de Boterbrug. Evert behoort tot een gegoede Delftse familie. De schilder schreef zich in als lid van het Delfste schildergilde op 15 april 1635. In de periode waarin Evert van Aelst in Nootdorp bivakkeerde, legde hij zich met name toe op stillevens van bloemen en fruit, een genre dat in de dertiger en veertiger jaren steeds meer populair werd. Zijn schilderstukken vonden met name hun weg naar de sociale middenklasse.

Van Aelst stond bekend als een goede leermeester. Hij was o.m.  leermeester van Emanuel de Witte, de grote schilder van historiestukken en kerkinterieurs. Andere leerlingen van hem waren Willem van Aelst, zijn neef, en Adam Pick (landschappen, genrestukken en stillevens) alsmede Jan Denysz (of Danijse), die werkte in Delfshaven. Mogelijk is ook de bekende Delftse schilder Johannes Vermeer in de eerste twee jaren van de zesjarige opleiding in de leer geweest bij Evert van Aelst35.

Evert van Aelst stierf in 1657 in het huis van de schildersfamilie Palamedes36 en werd op 22 februari van dat jaar in de Nieuwe Kerk van Delft begraven. Ofschoon hij ook in staat was zijn schilderijen te verkopen had hij geen financieel succes. Na zijn overlijden deed zijn neef Willem afstand van zijn buitengewoon armelijke erfenis ten gunste van zijn crediteuren.

 In het najaar van 1635 werd Jacobus van Oosterwijck beroepen als predikant in Voorburg als opvolger in de vacature van de predikant Gerardus Leeuwius, die daar vanaf 1625 tot zijn overlijden in 1635 had gewerkt. De akte van aanstelling werd eind december 1635 opgemaakt. De bekendheid van de familie in Voorburg en de goede naam binnen declassis Delft zullen daarin een belangrijke rol hebben vervuld.

Hij zal de benoeming zeker als een bevordering hebben ervaren. Het gezin Van Oosterwijck verhuisde daarop van Nootdorp naar Voorburg. Daar woonden ook enkele neven en nichten van Jacobus. Jacobus’vrouw was toen opnieuw zwanger en Maria zes jaar oud.

25GA Delft nr. 1605, fol. 17

26Er bestaat enige onduidelijkheid over de precieze datum van haar geboorte: 20 of 27 augustus. Deze onduidelijkheid wordt mede veroorzaakt door het feit dat het register van dopen van de Gereformeerde Kerk van Nootdorp precies over de periode dat Jacobus van Oosterwijck predikant was geen aantekeningen bevat. Arn. Houbraken en de op die informatie leunende J. Campo Weyerman vermelden dat zij op 20 augustus was geboren. Dirk Schelte, dichter en bevriend met Maria van Oosterwijck, schreef op 27 augustus 1673 een gedicht voor Maria ‘op haar Verjaars-dag, den 27 Augustus 1673’.

27Zie de appendix waarin de betrekkingen tussen de families Van Oosterwijck, Baelde en Junius in beeld zijn gebracht.

28Zo trad Jacobus o.m. als getuige op bij de doop van Jacob, zoon van Floris Jacobsz. Oudendijck en Janneke Willems van Linschoten (12-03-1625), van Jacob, zoon van Jan Baelde en Maria Junius (20-10-1630). Toen weer een andere Jacob, zoon van Cornelis van Vliet uit Voorburg en Jannetgen Leenderts Willems in Delft (16 april 1629) werd gedoopt, was, naast Jacobus van Oosterwijck, ook getuige Willem Willemsz van Linschoten.
Adriana was getuige bij de doop van Geertruyt, dochter van Michiel Baelde en Geertje Jans (haar schoonzus) (10-03-1624)

29De huidige Brasserskade tussen Nootdorp en Delft.

30Zie bijv. de voorbeelden in: Haagse schilders in de Gouden Eeuw, pag. 45/46 en 98/101, alsmede in: Vermeer, pag. 32.

31Deze wijze van betalen was in die tijd zeker niet ongewoon. Uit een acte van maart 1643 blijkt dat Evert van Aelst dit ook heeft gedaan ter delging van een schuld in de herberg van Reynier Jansz, de vader van de schilder Johannes Vermeer. Uit de opbrengst zou de schuld worden afgehouden en de eventuele meerprijs zou dan aan de schilder worden gegeven.

32De Hoge Vierschaar was een soort rechtscollege in strafrechtelijke en civiele zaken. Alle ambachten van Delfland, die geen hoge heerlijkheden waren of een eigen baljuw hadden, vielen onder de Vierschaar, ook genoemd ‘Hof van Delfland’. De Vierschaar werd gevormd (‘gespannen’) door de hoogbaljuw en dertien respectabele en gegoede mannen.

33Uit GAD Koopbrieven Huiseigenaren, lade 275, AI 439, 23 februari 1627, blijkt dat hij gemachtigd is het huis “Wapen van Savoyen” te kopen, Oude Delft 169. Zijn naam wordt ook genoemd op 13 april 1639. In 1666 zou het huis verkocht zijn voor 13.000 gulden. Volgens informatie van het gemeentearchief in Delft is OD 169 in 1632 in handen gekomen van de familie Boogaert en zou het pand voor een periode van 120 jaar eigendom van deze familie zijn gebleven.

34Deze suggestie doet Montias, a.w. pag. 122.

35Anthonie Palamedes (Antony Palamedesz) (1601-1673) schilderde diverse genres, waaronder ook stillevens. Anthonie trad in 6 december 1621 toe tot het Gilde (genoteerd als: Antonis Palymedis). Hij was regelmatig tussen 1653 en 1673 ‘hoofsman’ van het gilde. Op 17 september 1653 koopt hij een huis aan de zuidkant van de Boerhuyslaan. Het sterfhuis van Evert van Aelst is daarmee bekend. De broer van Anthonie, Palamedes Palamedesz., was eveneens schilder. Hij trad op 28 oktober 1628 toe tot het gilde (genoteerd als: Palmedes Pallemedes).

36Zie de een verkorte stamboom van de familie Van Aelst in de appendix.