Vermaert Konstschilderesse

Jan Barentsz, de opa van Maria van Oosterwijck


Wapen Jan BarendszIn het midden van de 16e eeuw woonde in Voorburg het aristocratische gezin van Barent (Baerent) Jacopsz. van Oosterwijck. Deze vermogende Barent van Oosterwijck was toen nauw betrokken bij de kerk van Voorburg. Op 25 januari 1567 kocht hij een aanzienlijke hypotheek af, die „den Goidshuyse van Voirburch"  had staan op zijn huis en erf. Van het betaalde bedrag was de kerk in staat om allerlei reparaties te verrichten en andere versieringen te aanbrengen. Ongeveer 10 jaar daarvoor, ongeveer in 1556, had hij een zoon gekregen: Jan Barentsz4. Vrij snel na de hervorming in Voorburg, die in 1575 plaats vond, vervulde deze Jan Barentsz daar de functie van ouderling van 1581 tot 1583. In die periode studeerde hij theologie. Zijn predikants-examen legde hij in juli 1583 met succes af voor de classis in Delft. Hij deed dat in een van de woeligste perioden van de 80-jarige oorlog. Zo was Nootdorp enkele jaren daarvoor, in 1574, een vooruitgeschoven post van de Spanjaarden die Delft bewaakten tijdens de belegering van Leiden. Vlak voor of tijdens de terugtocht van de Fransen brandde de kerk van Nootdorp op 11 september 1574 af en de pastorie en de dorpsschool werden zwaar beschadigd. Of zoals in een request aan de Staten van Holland is beschreven: „Dorps schole ende Huijsinge van de pastorie geheel geruineert ende gedestrueert is geweest, de kercke verbrant". Met toestemming van de Staten van Holland verkocht het Kerkbestuur van Nootdorp omstreeks 1575 vier morgen land om de kerk te herstellen: ‘voor optimmeringe van de afgebrande Kerke’. Het was ook het begin van de hervorming in Nootdorp. Enkele jaren daarna, in 1585, sloot Nootdorp zich aan bij de classis in Delft, waarna die classis overging tot de benoeming van de eerste predikant: op 29 mei 1585 aanvaardde Jan Barentsz5 zijn beroeping tot predikant in Nootdorp.

Beroepingenbord Dorpskerk NootdorpDe eerste twee jaren werkte hij vanuit Voorburg. Hij had nog geen woning in Nootdorp omdat „des Pastoors Huisinge gedurende den oorlog afgebrant is geweest". Toen de inwoners van Oudewater hem ongeveer in 1586 wilden beroepen als predikant, had Jan Barentsz in Nootdorp al een goede naam opgebouwd. Toen de Nootdorpers de classis vroegen om niet in die beroeping te bewilligen, wilde de classis wel goedkeuren dat hij in Nootdorp blijft werken, maar dan moesten ‘die van Nootdorp’ een huis voor hem bouwen en‘naarstig in de kerk komen’. Aan dit verzoek kwam het kerkbestuur tegemoet en uit de verkoop van nog eens vier morgen land werd een nieuwe domineeswoning gebouwd op de hoek van de Molewech en de Kerckwech6. In de loop van 1587 betrok de predikant zijn woning in Nootdorp. In dat zelfde jaar trouwde Jan Barentsz met Geertje Jansdr. Weijermans. In dit huis zou ongeveer 40 jaar later Maria van Oosterwijck worden geboren als klein-dochter van Jan Barentsz.

Jan Barentsz vervulde zijn eerste betrekking als predikant tot 1590. In dat jaar werd hij beroepen tot predikant in Overschie, waar hij tot 1597 zou staan. In Overschie werden zijn drie kinderen geboren, die de volwassen leeftijd zouden bereiken: twee dochters, Geertje7 en Gooltje8 en Jacobus. In 1597 verhuisde het gezin naar Delft, waar Jan Barentsz was beroepen tot predikant. Tot zijn dood op 53 jarige leeftijd vervulde hij daar met drie collega's die functie9. Na zijn overlijden op 30 juli 1609 werd hij begraven in de Nieuwe Kerk van Delft. Zijn grafsteen is daar nog steeds aanwezig met als opschrift “Hier leyt begraven Jan Barentsz van Voorburch, Dienare des Goddelicken woorts binnen Delft oudt LIII jaer en het predicampt bedient hebbende den tijd van XXVI jaeren starf den XXX Julij ao MVICIX”.

Van Jan Barentsz is het geschrift Neghen predicatiën (...) waarinne (...) ghehandelt wort van de predestinatie bewaard gebleven. Dit werd drie jaar na zijn dood in 1612 uitgegeven door een drukker / boekhandel in Dordrecht.
Hij is begraven in de Nieuwe Kerk van Delft, waar nog steeds zijn grafsteen op het koor van die kerk is te bezichtigen. De zerk meet 175 x 88 cm. In een cirkel is een wapen afgebeeld. Zoals bij de meeste stenen in de Nieuwe en Oude Kerk is ter uitvoering van een ordonantie uit 1795 het eigenlijke wapen weggekapt. Gelukkig heeft een Willem van der Lely in 1768 van alle toentertijd voorkomende zerken en graven de teksten genoteerd en de wapens of zegels zorgvuldig nagetekend. Dit boek wordt in het gemeentearchief van Delft bewaard. Daaruit blijkt dat het familiewapen bestond uit drie ongesnoerde hoorns (zie afbeelding).
Het graf stond in 1625 nog op naam van zijn weduwe Geertje Jans. Het behoorde later toe aan de familie van Oosterwijck, maar in het graf is voor zover bekend nadien niemand meer begraven.

 

4Tot het gezin behoorde ook de zoon Jacob, geboren in 1561, die later zou huwen met Maria Adriaensdr van Pijnacker. Deze Jacob werd in 1621 in de genoemde kerk begraven. Zijn grafsteen is nog steeds in die kerk aanwezig: “HIER LEYT BEGRAVEN IACOB BARENS ZOON VAN OOSTERWIJCK OUT 59 IARE ENDE STARF DEN 25 DESEMBER AO 1621"
5Het is mij niet bekend dat hij de achternaam ‘Van Oosterwijck’ actief heeft gebruikt, wel de achternaam ‘Van Voorburch’. Op zich is dat niet vreemd. Voor 1550 waren er nauwelijks familienamen, wel patroniemen (de tweede naam van een kind werd meestal de roepnaam van de vader, gevolgd door een s, sz. of sdr, bijv. Jan, de zoon van Pieter, werd Jan Pietersz, Marietje de dochter van Floris werd Marietje Florisdr). Pas vanaf ongeveer 1600/1650 werd het steeds meer gebruikelijk om familienamen te gebruiken. In deze overgangsperiode was het zelfs niet ongebruikelijk om van familienaam te veranderen: de vader van de schilder Johannes Vermeer, Reynier Jansz., noemde zich aanvankelijk Reynier Vos, schreef zich later als kunsthandelaar in het Gilderegister onder de naam Reynier Vos of Reinier van der Minne en eindigde zijn leven als Reynier Vermeer. De aanduiding Jan Barentsz van Voorburgh was gelet op diens afkomst niet vreemd. Veel nieuwe poorters (inwoners van een stad) werden aangeduid met de naam van de plaats waar zij vandaan kwamen. De broer van Jan Barentsz gebruikte wel de naam Van Oosterwijck, evenals diens zoon.
6De domineeswoning was tot op de dag van vandaag op dit grondstuk gevestigd.
7In registers ook geschreven als: Geertgen of Grietgen.
8In registers ook geschreven als: Goeltge, Gooltgen of Gooltge 
9In 1608 vond de Kerkeraad van Delft het noodzakelijk dat het aantal predikanten tot vijf werd uitgebreid. Jan Barentsz werd samen met de ouderling Gerrit Jansz Graswinkel afgevaardigd om het college van burgemeesters van deze noodzaak te overtuigen. Het college, dat hierover de zeggenschap had, kon hiertoe niet besluiten omdat het niet compleet was. Het zou nog 30 jaar duren voordat het aantal predikanten zou worden uitgebreid.