Vermaert Konstschilderesse

Nootdorp: een sociaal-culturele schets

Nootdorp lag anno 1623 aan een ‘kruisweg’, die gevormd door een beperkt aantal kades en wegen waarlangs eenvoudige bebouwing stond. Zoals het onderstaand kaartje illustreert, waren de meeste woningen geconcentreerd rondom het kruispunt van de Molewech (Molenweg), de Kerckwech (Kerkweg), de Ouwe wech en de Dorpsstraat. Ook aan het eind van de Dorpsstraat en het begin van de Hondert Margenswech (nu: het Oosteinde) was een verdichting van woningen. Langs de andere wegen stonden dan ook verspreid woninkjes23.

De meeste huizen waren klein en ze werden nog steeds gebouwd van hout en leem (vakwerk) met een rieten dak. Ook al hadden de wegen in die periode al namen, toch moet men zich daar niet al te veel bij voorstellen. Het waren veelal smalle kadewegen, die het mogelijk maakten te voet of te paard door het gebied te trekken. Bij nat weer waren ze nauwelijks begaanbaar. Het vervoer van mensen en goederen geschiedde voornamelijk met platte schuiten over de in het gebied lopende vaarten en tochten.
Vergeleken met het leven van de rijkere families op de landgoederen in de omgeving, was het leven van de meeste inwoners van Nootdorp hard.
Het merendeel van de grond was in handen van grootgrondbezitters, dat de inwoners van het dorp pachtten. De opbrengsten van het land waren deels voor eigen gebruik en voor het overige werden deze verkocht. Het veen en de andere producten werd met pramen vervoerd en voornamelijk afgezet in Delft. Door het delven van veen werden de landerijen steeds drassiger. Vanaf het beperkte aantal zandwegen en kades waren er steeds meer veenputten te zien.

Nederland kende in die tijd vrij grote sociale tegenstellingen: puissante rijkdom en bittere armoe­de. Dat was ook het geval in Nootdorp en directe omgeving. De rijkdom was zichtbaar in het landgoed Krayenburg24, gelegen in de polder Den Ouwen Broeck, en zichtbaar vanaf de Henricus Zijdwinde (de kadeweg die Nootdorp en Delft verbond, later genoemd De Brasserskade, naar de heer Goferdt Brasser Dircksz. die weg in 1631De Brassershof op een 18e eeuwse prent aankocht). Ook de aanzienlijke hofstede ‘Brassers Hoff’, gelegen tussen de Cruyswech (Kruisweg), de Geerwech (Geerweg) en de Noucooper wech (Nieuw­koopse­weg), toonde de welstand van de bezitters. 

Afgezien van de rijkere families op de landgoederen, was het leven van de meeste inwoners van Nootdorp hard. Het veenwerk was smerig en zwaar, het boerenbedrijf amper lonend en onzeker door veeziekten en tegenvallende oogsten op de veelal drassige grond. De maaltijden bestonden voornamelijk uit brood, rijstebrij, meelgerechten en wellicht al aardappelen, soms aangevuld met wat vlees of vis en melkproducten (boter en kaas) en groenten zoals kool, wortelen en rapen. Regelmatig trof de pest de Nootdorpse samenleving. In 1624 overleden in Nootdorp 151 mensen, waarvan een groot deel aan de pest; een jaar later nog eens 52 mensen. Ook tbc kwam veel voor. 

23In de nabije omgeving van het toenmalige dorp stonden verspreid ook woninkjes van voornamelijk boeren en veenwerkers: het ambacht Hoogeveen telde 18 huizen (bron: Postma, pag. 492) en het ambacht Nieuweveen 39 huizen (Postma, pag. 488). Ook in de broekpolders (De Teysinger Broeck, De Nieuwen Broeck en De Ouwen Broeck) hebben verspreid enkele landhuizen en kleine woninkjes gestaan.

24Op dit landgoed, meestal aangeduid met buitenplaats, hebben de voorouders van Hugo de Groot gewoond. (Bron: Postma, pag. 498)