Vermaert Konstschilderesse

1669

Abraham van Beijeren en zijn vrouw Anna, de eerdere leermeesters van Maria, hebben in 1668 Den Haag verlaten en zijn eveneens naar Amsterdam verhuisd. 

In 1669 maakt Cosimo III de’ Medici een tweede reis door de Nederlanden. Of hij tijdens die reis Maria voor de tweede keer ontmoet is niet met zekerheid te zeggen. Twee passages uit het verslag van die reis kunnen daar evenwel duiden. De eerste passage betreft een bezoek van Cosimo III aan een schilder op 12 juni 1669 in Den Haag. In dat huis eten zij samen met een keizerlijke afgezant en gezamenlijk bezoeken zij vervolgens ‘enkele Dames, waarvan er een schilderes met de kwaliteit van een buitengewoon meesterschap’[31].

Wie was ...

Abraham Mignon

(1640 - 1679)

Abraham Mignon werd in 1640 geboren in Frankfurt, waar naartoe zijn Calvinistische ouders eerder om geloofsredenen uit de Zuidelijke Nederlanden waren gevlucht. Toen zijn ouders in 1649 naar Wetzlar verhuisden, bleef de 9-jarige Abraham bij de stillevenschilder en kunst­handelaar Jacob Marrell. Marrell reisde vanwege zijn kunsthandel regelmatig naar Utrecht. Voor of in 1664 vestigde Marrell zich met Mignon in Utrecht.

Al in zijn Duitse periode schilderde Mignon bloemstillevens die geïnspireerd waren door werken van Nijmeegse Otto Marseus Van Schrieck (die de reisgenoot was van Willem van Aelst in Frankrijk en Italie) en De Heem.

Mignon stierf op 39-jarige leeftijd.

Als die schilderes Maria is, ligt er mogelijk ook een relatie naar het bezoek van Cosimo III op 12 juli 1669 aan het atelier van De Heem in Utrecht[32]. Cosimo III koopt bij De Heem een schilderij[33]

Ongeveer twee maanden later, op 27 september 1669, tekende Jan Davidsz de Heem een leer­lingcontract met Elias van den Broeck (ca. 1650 - 1708) uit Amsterdam. Elias trad voor twee jaar in de leer tegen betaling van 200 gulden per jaar. Elias moest zijn materialen en gereedschappen zelf bekostigen maar zou wel het profijt hebben van hetgeen hij schilderde.
Eveneens in 1669, de precieze datum is niet bekend, trad Abraham Mignon op 29-jarige leef­tijd toe als assistent van de meester tot het atelier van Jan Davidsz de Heem en wordt inge­schreven in het Utrechtse schildersgilde. Abraham Mignon had het schilderen van zijn ‘tweede vader’, de kunsthandelaar Jacob Marrell. Jacob Marrell (1613/14-1681) schilderde bloemstukken en stelde ook een aantal tulpen­boeken samen.
Voordat Mignon als assistent van De Heem werd aangenomen, kenden beiden elkaar via de weder­zijdse contacten met Marrell.

 

[31] Uit het reisverslag: ‘Il dopo desinare ando a casa di un pittore, dove si abbocco col residente dell’Imperatore, dal quale fu dopoi condotta a visitare alcune Dame, una delle quali dipingeva con qualche sorti di non ordinaria maestria, dalle quale e dal medesimo Signore licenziatasi l’A.S. ando a Scevelingh ….’ (Hoogewerf). Ook andere schilderessen uit Den Haag kunnen in aanmerking komen, zoals Anna van den Queborn (echtgenote van Abraham van Bijeren), Agnes van Wassenaar Obdam, Aleida Wofsen en de prinsessen uit de leerlingengroep van Gerard van Honthorst.

[32] Uit het reisverslag: ‘Dopo desinare ando a casa … di un pittore, dove furono fatte venire diverse robe dell’Indie …

[33] Hoewel dat niet in verslag is opgetekend, merkt Hoogewerff op dat de enige Utrechtse schilder van wie Cosimo een werk naar Florence meebracht, Jan Davidsz de Heem was. Het bewuste schilderij is een gesigneerd stilleven met vruchten. Ook van Frans van Mieris, de Leidse kunstschilder, leerling van Gerard Dou, kocht Cosimo tijdens die reis enkele schilderijen.