Vermaert Konstschilderesse

Maria als associé van Van Aelst

Toen Maria in 1666 zich in Amsterdam vestigde, woonden daar reeds vele tientallen schilders, waarvan meerderen zich toelegden op het schilderen van stillevens. De meest bekende daarvan is Willem Kalf (1622 - 1693).

De eerste jaren in Amsterdam moeten voor Maria niet gemakkelijk zijn geweest. Het ging immers niet alleen om het zoeken van een geschikt onderkomen in een voor haar heel vreemde stad. Ze moest zich ook zien te vestigen in een schilderswereld die geheel werd gedomineerd mannen. Daarom is het waarschijnlijk dat zij voor haar eerste pied à terre contact legde met het in die tijd zo essentiële familienetwerk. In die tijd woonden haar neef Michiel Baelde en zijn vrouw in Amsterdam. Michiel was de zoon van Geertruyt, haar tante. Ook zijn broer Hendrik had zich in 1662 in Amsterdam gevestigd.

Tot de kring van bekenden behoorde ook de Delftenaar Willem van Aelst.Bloemstilleven Van Aelst
Willem van Aelst[4], gedoopt op 16 mei 1627 in Delft, trad op 9 november 1643, dus op 17-jarige leeftijd, toe tot het schildersgilde St. Lucas te Delft, nadat hij van zijn oom Evert van Aelst de schilderskwast en het palet heeft leren te hanteren. Hij voelde zich op jonge leeftijd al aangetrokken tot het specialistische terrein van het schilderen van stillevens. Dat koppelde hij overigens aan lef en een onderzoekende geest. Uitgedaagd door de nieuwe opkomende kunststijl van de Barok, die in Italië was ontstaan en via Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden ook Holland had bereikt en die de architectuur, beeldhouw- en schilderkunst een nieuwe impuls gaf, vertrok hij omstreeks 1645 uit Delft - hij was toen ongeveer 18 jaar - voor een studiereis naar Frankrijk en Italië. Vanaf ongeveer 1650 verbleef Van Aelst in Florence, waar hij schilderde aan het hof van Ferdinand II de Medici, groothertog van Toscane. Hij ontmoette daar de uit Nijmegen afkomstige Otto Marseus van Schrieck, met wie hij een zeer kameraadschappelijke band opbouwde. Aanvankelijk was hij assistent van Van Schrieck. Op 25-jarige leeftijd bereikte Van Aelst in zijn genre reeds een grote hoogte: de werken van hem uit 1652 (‘Vaas met bloemen’ en “Meloen, ander fruit en kristallen vaas’), te bewonderen in het Palazzo Pitti in Florence[5], getuigen daarvan. In de periode 1653-1654 werd hij rechtstreeks door het Florentijnse Hof betaald en ontvangt hij van de groothertog van Toscane een gouden medaille voor zijn verdiensten.
Willem van Aelst verbleef tot ongeveer 1656 in Toscane. Na zijn terugkomst in Holland zou hij mogelijk een korte tijd in Delft zijn verblijfplaats hebben gehad[6]. Historici nemen evenwel aan dat Van Aelst in 1656 meteen in Amsterdam ging wonen[7]. Vanaf 1659 zou Willem van Aelst op Bloemgracht in Amsterdam inwonen bij de schilder Olthuys[8]

Cosimio IIIVrij snel na haar komst ging Maria een samenwerkingsrelatie aan met Van Aelst. Mogelijk trad zij enige tijd toe tot zijn atelier. Dit kan mede worden gebaseerd op een verslag van de eerste reis van Cosimo de’Medici, prins van Toscane, door de Nederlanden van december 1667 tot februari 1668[9]. Op 28 december 1667 verbleef Cosimo III in Amsterdam. Volgens het dagboek dat door zijn secretaris Apollonio Bassetti werd bijgehouden, vroor het toen al enkele dagen flink. Het ijs in de grachten was zo dik dat men kon schaatsen. Het is een openbaar vermaak waaraan jong en oud deelnam en waar Cosimo graag naar keek. Die dag legde hij ‘s morgens een bezoekje af. Het dagboek vermeldt dan:
‘Omdat het etenstijd was geworden keerde Zijne Hoogheid terug naar huis en ‘s middags bekeek hij enkele schilderijen van de vier beste meesters van het land, waarvan er een was van Van Aelst, die veel voor kardinaal Giovan Carlo[10] in Italië heeft gewerkt, en van een vrouw, zijn leerling, die op het gebied van bloemen in het algemeen misschien beter was dan Van Aelst’ [11].
De geciteerde tekst bevat aan het slot twee opmerkelijke elementen. Het dagboek vermeldt ‘et una femmina sua allieva’. Voldoende zou zijn geweest ‘et una [of: sua] allieva’ om aan te duiden dat het om een leerlinge van Van Aelst ging. Klaarblijkelijk was het ook voor het Italiaanse gezelschap zo bijzonder dat de leerling een vrouw was, dat dit feit in het reisverslag wordt benadrukt. Het tweede element is nog opmerkelijker: hoewel het dagboek ervan blijk geeft dat Van Aelst tot de betere stillevenschilders van Holland behoorde en ook in Italië grote verdienste had, wordt de bewondering voor de leerling-schilderes benadrukt en gesteld dat zij ook reeds tot de topschilders behoort en minstens zo goed en misschien zelfs beter is dan Van Aelst op zijn eigen terrein. Ook deze passage ondersteunt de stelling dat Maria reeds voor zij met Van Aelst ging samenwerken, een gedegen vooropleiding had genoten en zich reeds tot een vakvrouw had ontwikkeld. De kwalificatie van Maria krijgt in het reisverslag nog een bijzonder accent wanneer men die plaatst tegen het feit dat Cosimo op 29 december het atelier van Rembrandt bezocht en wanneer men vaststelt dat het dagboek niet schuwt andere schilders te typeren als middelmatig.

Het is mogelijk dat Cosimo III de eerste persoon uit de Europese adel was, die een schilderij van Maria kocht. In elk geval bevindt zich een schilderij van haar in Florence: ‘Vaas met bloemen’, olieverf op paneel (30x38 cm).
De contacten tussen Van Aelst en Cosimo III bleken goed. Op dinsdag 3 januari brachten zij de avond samen door. De dag daarop was Cosimo na de lunch in de gelegenheid verschillende schilderijen, waarvan er enkele van Van Aelst, te bekijken die bij hem op zijn logeeradres waren gebracht[12]

De samenwerkingsrelatie van Maria en Willem van Aelst verklaart ook de compositorische en stilistische verwantschap tussen de schilderijen van beide schilders in deze periode[13]

Vanaf haar aankomst in Amsterdam moet Maria wegen hebben gezocht om haar schilderijen te verkopen om in haar levensonderhoud te voorzien. De meest voor de hand liggende weg was in contact te komen met kunsthandelaren. Eén van de meest toonaangevende zaken in die tijd in Amsterdam was de kunsthandel van Gerrit Uylenburch. Hij had die zaak na de dood van zijn vader, Hendrick Uylenburch, in 1661 overgenomen. De entree bij Uylenburch was voor Maria niet erg hoog. Op de eerste plaats had Willem van Aelst een goede relatie met Gerrit Uylenburgh. Een deel van het vrije werk dat Van Aelst maakte werd via hem verkocht. Mogelijk maakte Van Aelst ook in opdracht van de kunsthandelaar schilderstukken. Los daarvan, was Gerrit Uylenburch een goede bekende van Constantijn Huygens sr. In de zestiger jaren had hij ook contact met zijn zoons Constantijn en Christiaan (1659, 1663, 1666)[14]. Verder had Uylenburch relaties met Haagse kunstliefhebbers.
De entree bij Uylenburg behoeft voor Maria ook niet zo groot te zijn geweest: ten minste één van de zussen van Gerrit Uylenburg schilderde ook bloemstillevens[15].




[4] Zelf noemde hij zich ook wel Guillielmo. In zijn Italiaanse periode werd hij aangesproken met Guillielmo d’Olanda.

[5] In Pallazo Pitti zijn van hand ook te zien ‘Vis, zeekreeft en haring’, 1953, ‘Fruit, voorwerpen en vangst’ 1954. Andere werken bevinden zich o.m. in Kassel, Staatliche Museen ‘Bloemenvaas met horloge’ 1656, in Vaduz ‘Jachtstilleven’ 1663, in San Francisco’s Fine Arts Museum ‘Stilleven met bloemen en horloge’ 1663

[6] De basis hiervoor ligt in de beschrijving van Weijerman “Op het jaar duyzent ses hondert ses en vyftig keerde hy te rug na zyn Vaderlant, en begaf zich eerst met er woon tot Delf, en van daar tot Amsterdam…”

[7] Volgens Kaldenbach zou hij in 1656 in Delft wonen, in het huis Oude Delft 169. Volgens Chong e.a. vestigde Willem van Aelst zich direct na zijn reis in 1656 in Amsterdam.

[8] Bron: Spoor, pag. 98; overigens ontbreekt in de database van kunstenaars van het RKD in Den Haag de naam Olthuys.

[9] Dit verslag bevindt zich in de Staatsarchieven van Florence.

[10] Die kardinaal was een oom van Cosimo III.

[11] Het verslag luidt op dit onderdeel: ‘Qui fatta l’ora del desinare se ne torno S.A. a casa, et il giorno vidde alcune pitture di quattro de’migliori maestri del paese, tra’quali un tal Wan Alest, che molto dipinse al Signor Cardinale Giovan Carlo in Italia, et una femmina sua allieva, che in genere di fiori forse lo superava.’ (bron: Hoogewerf, pag. 65)

[12] Uit het reisverslag: ‘Doppo desinare si trattenne vedendo diverse opere, tra le quali alcuni quadri del Vanaelst’ (Hoogewerf, pag. 80)

[13] Bij zorgvuldige vergelijking tussen enkele schilderijen van Maria van Oosterwijck en Willem van Aelst blijkt dat de dure marmeren tafel waarop zij hun bloemstukken hebben geplaatst grote gelijkenis naar kleur en vorm vertonen. Deze tafel komt overigens ook voor op enkele stukken van Abraham van Beijeren. Opmerkelijk is dat deze tafel – voor zover mij bekend – op geen enkel schilderij van de familie De Heem voorkomt.

[14] Aldus vermeld door Lammertse a.w. pag’s 72, 77, 79, 231, 236 en met name 285/286.

[15] Zie Lammertse, a.w. pag. 212.