Vermaert Konstschilderesse

Maria in Londen

In het voorjaar van 1687 bezocht de Zweedse architect Nicodemus Tessin jr. tezamen met o.m. de beeldhouwer Burchard Precht de Republiek om kunstwerken en gebouwen te bestuderen ten behoeve van nieuwe projecten voor de Zweedse koning. Natuurlijk bezocht hij Amsterdam en ontmoette hij diverse schilders. Van zijn reis maakte hij een uitvoerig verslag, waarin hij o.m. melding maakt van ontvangst aan huis door Gerard de Lairesse. Hij had ook een ontmoeting met de bekende Melchior d’Hondecoeter, schilder van vogels, landschappen en stillevens. D’Hondecoeter had op dat moment een schilderij van Maria van Oosterwijck in zijn huis. In het verslag van deze ontmoeting schreef Tessin:

Hij wees mij op een bloemenstuk, dat zo goed geschilderd was dat ik (zoiets) gedurende mijn leven noch in voltooide staat noch in wording heb gezien. Zij reist juist naar Londen, heet Maria van Oosterwijck en is een leerling geweest van een zeer meesterlijke bloemenschilder, Eerw. De Heem genoemd[113].

Drie elementen uit deze passage vallen op.
Op de eerste plaats de bewondering van Tessin voor het vakmanschap van Maria. Zijn lovende bewoordingen zijn niet mis te verstaan. Voor de hand ligt om een relatie te leggen met het grote schilderij ‘Stillevenboeket met vier schelpen’ van Maria dat momenteel in Statens Museum for Kunst in Kopenhagen is te bewonderen. Dat doek is gedateerd met het jaartal 1685.
Op de tweede plaats valt op dat het doek bij d’Hondecoeter in huis hing. Misschien had hij dit schilderij gekocht omdat hij het mooi vond. Mogelijk en ook waarschijnlijker is dat d’Hondecoeter naast de verkoop van door hem zelf gemaakte schilderijen ook doeken van Maria verkocht. Het duidt op een zakelijk relatie tussen Maria en d’Hondecoeter.
Het derde element van deze passage dat gaat over Maria, vraagt een bijzondere aandacht. Het betreft de melding dat Maria op dat moment juist naar Londen is vertrokken. Speculerend over het gesprek tussen Tessin en d’Hondecoeter, zou het aldus kunnen zijn verlopen: Tessin ziet het schilderij en hij steekt zijn bewondering niet onder stoelen of banken. Hij vraagt wie de maker van het schilderij is waarop d’Hondecoeter antwoordt dat het doek gemaakt is door een in Amsterdam woonachtige vrouw, Maria van Oosterwijck. Op de vraag van wie zij geleerd had zo te schilderen, weet d’Hondecoeter te vertellen dat de beroemde De Heem haar leermeester was. Op de vraag van Tessin of hij haar zou kunnen ontmoeten – mogelijk om meer werken van haar te zien – antwoordt d’Hondecoeter: dat kan niet, want ze is zojuist[114] naar Londen gereisd. Als d’Hondecoeter en Maria een zakelijke band hadden, is het aannemelijk dat Maria hem ook had medegedeeld dat zij een tijdje onbereikbaar was wegens haar reis naar Engeland.
Naar de reden van de reis van Maria naar Londen is het lastig gissen. Voor de verkoop van haar werk was dat niet nodig. Daarvoor kon zij immers tussenpersonen inscha­kelen. Mogelijk wilde zij nagaan of er voor haar een werkplek aan het Engelse Hof beschiklbaar was. Zij had daar immers een belangrijke entree: Constantijn Huygens jr. was daar toen secretaris en kunstadviseur.
Eén schilderij van Maria, te weten het ‘Stilleven met bloemen’, dat gemaakt is in 1686, is nooit in de handel geweest en heeft altijd deel uitgemaakt van de Engelse Koninklijke verzameling. De gedachte is aantrekkelijk dat Maria dat schilderij in opdracht heeft vervaardigd en dat zij dit in 1687 persoonlijk naar Engeland bracht. Of het zo daadwerkelijk is gelopen, is minder waarschijnlijk. Uit andere documenten is te halen dat Maria haar schilderijen door anderen liet transporteren. Meer voor de hand liggend is dat het schilderij uit 1686 een reden vormde voor het Engelse Hof om Maria uit te nodigen in Londen te komen schilderen. Diverse andere Nederlandse schilders werkten toen reeds voor het Hof in Londen.
Maria bleef niet lang in Engeland. Uit een hierna nog te bespreken notariële akte kan worden opgemaakt dat zij in 1688 weer in Holland was. 




[113] De letterlijke tekst luidt: “Er wiest mir ein blumenstijck, dass so sehr wohl geschillert wahr, dass ich mein tage nichtes mehr acheviret undt auch nicht atentiret gesehen. Sie reist eben nach London, heist MARIA VAN OOSTRVICK, und ist gewesen einer Escoliere vom sehr blumenschildrer Chev. DE HEM genandt.”

[114] Wanneer dat “zojuist” precies was, is niet scherp te bepalen. Wel is bekend dat Tessin op 19 mei 1687 vertrok en dat hij via Kopenhagen, Hamburg en Osnabrück naar Amsterdam reisde. Aangenomen mag worden dat het gesprek met d’Hondecoeter dus eind mei, begin juni in Amsterdam plaats vond.