Vermaert Konstschilderesse

Nog steeds internationale belangstelling

Tegen haar zestigste levensjaar bleken niettemin de naamsbekendheid en de waardering voor het werk van Maria nog onverkort aanwezig, ook in de hoogste Europese kringen. Op 31 maart 1683 sloten Jan III Sobieski, de koning van Polen, en keizer Leopold I van Oostenrijk een verdrag, waarin zij beloofden elkaar te hulp te komen indien één van beiden aangevallen werd. Sobieski hielp Leopold I van Oostenrijk in augustus 1683 bij de bevrijding van Wenen, toen die stad door de Turken bezet was. Bij een van de ontmoetingen tussen beide heren maakte Jan Sobieski kennis met de kunstcollectie van Leopold, waartoe ook het Vanitasschilderij van Maria behoorde dat de keizer in 1668 had gekocht. In die periode was Jan Sobieski ook bezig met de opbouw van een omvangrijke kunstcollectie, waarmee de Poolse koninklijke familie zich kon meten met de collecties die elders aan de hoven aanwezig waren. De kennismaking met het schilderij van Maria leidde in het jaar daarop tot de aankoop van drie schilderijen van Maria voor een bedrag van 2400 gulden[108]. De koop geschiedde door bemiddeling van de kunsthandelaar Moll, zo blijkt uit de correspondentie tussen Jan Sobieski en Gaspar Richter, een klokkengieter uit Gdansk. Moll trad als tussenpersoon tussen de Amsterdamse kunstenaarswereld en het Poolse koningshuis en zond een kist vol schilderijen vanuit Amsterdam naar het Wilanow-paleis in Warschau.
Hoewel Jan Sobieski een aanzienlijke schilderijencollectie opbouwde, bevonden zich daarin heel weinig (bloem)stillevens. Dit blijkt uit de inventarisatie die na diens overlijden in 1696 is opgemaakt[109].

Wie was ....

~ Jan III Sobieski ~

(17 aug 1629-17 juni 1696)

Jan III Sobieski was koning van de Polen en groothertog van Lithouwen van 1674 tot 1696. Van maart 1646 tot juli 1648 ondernam hij met zijn broer Marel de Grand Tour. Na een kort bezoek aan Duitsland arriveerde hij op 5 mei 1646 in Amsterdam. Vandaar reisden zij naar Brussel en Parijs. Zij bleven meer dan een jaar in Frankrijk en vertrokken in oktober 1647 naar Engeland. Vandaar reisden zij begin 1648 weer naar Nederland, waar zij enkele dagen in Amsterdam en Den Haag verbleven en ondermeer een ontmoeting hadden met admiraal Maarten Tromp. Zij spraken daar ook met Jan Jansz Stampioen jr, wiskundige, die in 1644-45 ook leraar was van Christiaan Huygens. Vervolgens bezochten zij nog de Breda, Brussel en Antwerpen.

Tijdens zijn reis groeide zijn belangstelling van Hollandse en Vlaamse schilderkunst. Later werd hij een verwoed verzamelaar van kunst in de brede zin. Over de aankopen van kunst uit Holland vermelden bronnen twee tussenpersonen in Holland: een zekere heer Moll (schilderijen) en een heer Moro[110] (omstreeks 1694-96 leverancier van beeldhouwwerk voor de eetzaal van Jan Sobieski). In Vlaanderen onderhield Jan Sobieski contact met de schilder Ferdinand van Kessel (1648-96), een zoon de schilder Jan van Kessel, die weer een kleinzoon was Jan Brueghel sr.

Jan Sobieski deed in 1686 afstand van de troon en werd opgevolgd door August II de Sterke. Na de troonsafstand trok hij zich steeds meer uit de openbaarheid terug.

Die inventarisatie draagt de titel ‘Het hoofdoverzicht van juwelen, zilver, galanterieën en schilderijen die aanwezig waren in het  Wilanów Paleis[111] alsmede in de schatkamers van Warschau van Zijne Majesteit de Koning, die werden verdeeld tussen de drie prinsen, Hunne Hoogheden Jacob, Alexander en Constantine, [...] opgemaakt op de tiende dag van November in het jaar des Heren 1696’.
Er waren ongeveer 200 schilderijen in de nalatenschap. Van slechts 13 worden de makers genoemd, zoals Raphael, Rembrandt, van Dyck en Pieter van Laer. In de meeste gevallen bleven de opsommingen in de lijst beperkt tot een korte beschrijving van het onderwerp van het schilderij.
Er worden evenwel twee stillevens beschreven: ‘bloemen, geschilderd in een glazen flacon; het ene in een geornamenteerde vergulde lijst met het monogram van Zijne Majesteit de Koning en het andere in een zwarte lijst’. Het betreft hier nagenoeg zeker twee van de drie schilderijen die Jan III Sobieski kocht van Maria van Oosterwijck.
De inventarislijst van 1696 vermeldt overigens ook enkele schilderijen die afkomstig waren uit een ander verblijf van de Sobieski’s, het zogenoemde Marywil in Warschau. Daartoe behoorden ook twee stillevens. Of een van beide stukken het derde schilderij is van Maria, waarover Houbraken rapporteert, is erg onzeker[112]




[108] Houbraken, pag. ... Weyerman, pag .. “En ten laatsten schilderde zy drie Tafereelen voor Johannes Sobietski, dien glorierijken Koning van Polen, voor welke drie Bloemtafereelen haar betaalt wiert een somme van twee duyzent vier hondert Dordrechtsche Guldenstukken.”

[109] Bron: Krystyna Gutowska-Dudek, The Dutch and Flemish paintings from the collection of Jan III Sobieski housed in Wilanów Palace Museum, Codart, Courant 8 / Juni 2004, pag. 26 e.v.

[110] Mogelijk een verschrijving van Moreau? In die periode leefden enkele Moreaus in Amsterdam, zoals Anthonij en IIsbrant Pz.

[111] Het Wilanow Paleis in Warschau is vandaag de dag  ingericht als museum.

[112] Volgens Krystyna Gutowska-Dudek, curator van het Wilanów Paleis Museum, duidt de beschrijving sterk op de twee schilderstukken van Abraham Mignon, die tot op heden in het bezit zijn van het museum en die hangen in de Bibliotheek van de Koning: een stilleven met een papegaai en een guirlande van bloemen en fruit. Beide zijn geschilderd op hout. Opgemerkt moet worden dat in de inventarislijst uit 1696 is vermeld dat het schilderijen op doek betreffen. Het lijkt erop dat er sprake is van een verschrijving in de inventarisatie en dat de Mignons zijn bedoeld, omdat beide dezelfde afmetingen hebben (101 x 85.5 cm). Overigens moet worden opgemerkt dat één schilderij van Maria bekend is dat qua maatvoering dicht bij de genoemde afmetingen komt. Het is het schilderij “Festoen met vruchten en enkele bloemen” dat 101,6 x 83,2 meet. Dat is overigens geen guirlande.