Vermaert Konstschilderesse

Na haar overlijden

Geertje Pieters ‘Bloemstilleven’ Fitzwilliam Museum CambridgeHaar vriendin en levensgezel Geertje Pieters Wyntges was al teruggekeerd naar Delft waar haar familie woonde. Vermoedelijk bleef zij schilderen om in haar levensonderhoud te voorzien. Houbraken vermeldt ten aanzien daarvan over haar: “En deeze is zoo veer daar in gekomen dat zij zig zelve daar meê geneert, en zoo ik ‘t wel heb, nog leeft en te Delft woont.” Geertje Pieters werd op 2 mei 1708 in Delft begraven.
Een bloemstuk van haar hand is in bezit van het Fitzwilliam Museum in Cambridge. Een ander schilderij, gesigneerd met Geertruyt Wynties, was in 1976 te zien in Galerie Pallamar in Wenen. Het betrof een vaas met bloemen op een balustrade met als achtergrond een tuin. Zij schilderde verder een schilderij ‘Twee Troonien in een Nootenboom kasje verbeeldende een Oude Vrouw met haer Dienstmaeght, gekopieret naer de Sotte Cleef [4]. Er is ook een tegeltableau, door haar beschilderd, bewaard gebleven[5].

Lambertus, de broer van Maria, stierf op 13 of 14 januari 1713. Bij de overlijdensaangifte van Lambertus van Oosterwijck noteerde de gaarder van Maassluis: ‘Den 14 Do Ontvangen voor ’t lijk van Lambertus van Oosterwijk dertigh Gl.’ Het betaalde bedrag geeft een indicatie voor de welstand die hij had opgebouwd. Hij werd begraven op 16 januari 1713 in de Grote Kerk van Maassluis.
Jacob van Assendelft zou in Uitdam als predikant blijven werken tot zijn overlijden op 27 september 1718. 

In de eerste decennia van de 18e eeuw bleven de veilingprijzen en de waardeschattingen van inventarisschilderijen voor een Van Oosterwijck bijzonder hoog. In de periode daarna zwakte in zijn algemeenheid de aandacht af van de kunstverzamelaars en het bredere publiek voor het genre van bloemstillevens. In deze beweging raakte ook Maria langzaam in de vergetelheid.

Het is onbekend hoeveel schilderijen Maria tijdens haar leven heeft gemaakt. Dat zijn er vele meer dan het veertigtal dat we op dit moment kennen. Op de thans bekende doeken zou de lijfspreuk van de door haar bewonderde Jan Davidsz de Heem van toepassing kunnen zijn: “niet hoe veel maar hoe eêl[6]”.

Maria van Oosterwijckstraat in Nootdorp met op de achtergrond de NH-kerkPas in de loop van de 20e eeuw zou de waardering voor de bloemenschilders uit de Gouden Eeuw weer stijgen en met name in de tweede helft van die eeuw kreeg Maria van Oosterwijck weer een herwaardering. Die waardering ging niet alleen uit naar haar schilderijen maar ook naar de positie die zij als kunstvrouw wist op te bouwen. In haar geboorteplaats Nootdorp werd in de zestiger jaren van de 20e eeuw een straat naar haar vernoemd. Ook in Delft kreeg een straat haar naam.




[4] Dit is waarschijnlijk een copie van een schilderij van Cornelis van Cleve (Antwerpen 1520-ca 1570), na haar overlijden geveild in 1725 in Den Haag, tezamen met het origineel (Bron: Kloek, a.w. pag 158).

[5] Bron: Spoor, a.w. pag. 100

[6] Niet de hoeveelheid telt maar de kwaliteit