Skip to main content
Vermaert Konstschilderesse

Nawoord

Met deze studie is een zo compleet mogelijk overzicht gegeven van een vrouw die als schilderes in de tweede helft van 17e eeuw een naam wist te vestigen bij de buitenlandse hoven en bij de aristocratische bovenlaag in het Gewest Holland.

Terugkijkend op haar leven kan worden vastgesteld dat Maria van Oosterwijck een ondernemende vrouw moet zijn geweest. Als alleenstaande zal zij, zeker in het begin van haar carrière, slim hebben moeten omgaan met sterke vooroordelen over de positie van de vrouw en haar rol in de samenleving. Verondersteld mag worden dat zij een tegenwerking moet hebben gehad vanuit de door mannen beheerste schildersgilden en de beschermde positie van de mannelijke schilders. Vasthoudendheid en geloof in haar eigen kunnen moet zij gekoppeld hebben aan een gevoel voor de kunstmarkt en de juiste relaties. Zij effende met enkele andere vrouwelijke schilders het pad waarop Rachael Ruysch en veel vrouwelijke kunstenaars na haar stappen zouden zetten. Die verdienste is wellicht op nog grotere waarde te schatten dan de schilderijen die Maria de wereld naliet.

Toen Maria haar carrière begon was er op meerdere terreinen sprake van een revolutie. De wetenschappelijke ontwikkelingen hadden een grote invloed op de traditionele kijk op leven, die voor een groot gedeelte werd bepaald door godsdienstige ideeën. Met het stelsel van trekschuiten had Holland het meest moderne openbaar vervoer systeem van de wereld. Het stelde de samenleving in staat comfortabel en redelijk betaalbaar te reizen en zich elders te vestigen, zonder dat de essentiële familiebanden werden doorgesneden. Dat en het ontwikkelde postsysteem maakte ook een uitwisseling van ideeën en inzichten mogelijk. In die context kon Maria haar talent ontwikkelen.

Uit de studie blijkt ook hoe kwetsbaar persoonlijk geluk in de 17e eeuw was. Dood en leven lagen heel dicht bij elkaar. Tegen die achtergrond krijgen de Vanitasschilderijen van Maria van Oosterwijck een diepere betekenis. Het leven was kwetsbaar, de dood heel dicht bij. Dat besef werd versterkt door de inval van de Franse en Duitse legers in 1672. Tegelijkertijd getuigen de bloemstukken ook van een kleurige kijk. Beide genres, die in de werken van Maria van Oosterwijck terugkomen, kunnen worden samengebonden in het geloof dat Maria van Oosterwijck aanhing. Geluk laat zich pas beleven bij tegenslag, droefheid kan te boven worden gekomen door de schoonheid en kleur te beleven die de natuur ons biedt.