Skip to main content
Vermaert Konstschilderesse

Maria van Oosterwijck - PortretIn de 17e eeuw moeten er enkele duizenden stillevens zijn gemaakt. Schilderijen, op doek of houten paneel, van kleurrijke boeketten, fruit, bloemenarrangementen, geschoten wild. Het hoogtepunt van het schilderen van stillevens lag in de zeventiende eeuw. Die in ‘de Gouden Eeuw’ gemaakte schilderijen gelden internationaal nog steeds als onovertroffen.  Vele bekende schilders, zoals Jan Davidsz. De Heem, Willem van Aelst en Balthasar van der Ast legden zich uitsluitend toe op het schilderen van stillevens. Andere vermaarde schilders maakten dit werk incidenteel, zoals Rembrandt (‘De dode pauwen’).

Een van de minder bekende maar niettemin hoogstaande kunstschilders uit die tijd is de in Nootdorp geboren Maria van Oosterwijck. Het feit dat een vrouw in de zeventiende eeuw kon doorgroeien tot de top van dit schildersgenre is op zich heel bijzonder. In zijn boek Handbuch der Kunstgeschichte schreef de Duitse kunsthistoricus Franz Kugler: “Naar mijn mening heeft Maria van Oosterwyck niet die plaats in de kunstgeschiedenis van deze periode die zij verdient, hetgeen gedeeltelijk zou kunnen worden toegeschreven aan de zeldzaamheid van haar schilderijen, met name in openbare collecties”.

Deze website bevat twee hoofdonderdelen:

1. de biografie van Maria van Oosterwijck, en

2. een overzicht van het oeuvre.

De biografie bevat voor het eerst een zo compleet mogelijk beeld van het leven van Maria van Oosterwijck en haar leefwereld. Haar biografie bevat een beschrijving van haar leven, haar familie, leefomgeving en haar sociale banden. Zij biedt een inkijk in het gezin waarin zij opgroeide, haar jeugd, haar opleiding en welke tijdgenoten en omstandigheden een belangrijke invloed hebben gehad op haar verdere leven en werken. De sociale en kunstzinnige netwerken laten opmerkelijke dwarsverbanden zien, die voor kunsthistorici interessant zijn.

Het andere hoofdonderdeel gaat over het oeuvre van Maria. Het oeuvre-overzicht bevat de werken die momenteel aan haar kunnen worden toegeschreven. Dat deel biedt ook een beeld van schilderijen die in het verleden als een "Maria van Oosterwijck" werden aangemerkt, maar waarvan met de kennis van nu moet worden gesteld dat die niet door haar zijn gemaakt of waaraan in hoge mate moet worden getwijfeld. Ik dank Laurentia McIntosh Cincoski, verbonden aan de faculteit Kunstgeschiedenis van de Universiteit van Wisconsin – Stout (VS), voor de inspiratie die zij gaf om door te gaan met mijn naspeuringen. Ook dank ik Fred G. Meijer, een oud-conservator aan het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag en onovertroffen expert op het gebied van de Noord- en Zuid-Nederlandse stillevenschilderkunst uit de 16e tot 18e eeuw. Hij las het eerste manuscript van de biografie en het oeuvre en gaf daarbij nuttige aanwijzingen. 

Noud Janssen 

Nootdorp (NL)

november 2010