Schilderijen van Maria van Oosterwijck
Inleiding op het werk van Maria van Oosterwijck
Soorten stillevens
Tot het oeuvre van Maria van Oosterwijck behoren pronkstillevens en banketjes, bloemstillevens en zgn. vanitas-schilderijen.
Een groot deel van de bekende werken van Maria van Oosterwijck bestaat uit bloemstillevens. Op enkele schilderijen maakt het bloemstuk een onderdeel uit van een groter, meer omvattender geheel.
De scheidslijn van bloemstillevens en vanitasschilderijen is niet zo scherp te trekken. Maria gebruikte beide soorten om haar benadering van de zichtbare wereld tot uitdrukking te brengen.
Er zijn momenteel drie schilderijen van Maria van Oosterwijck, die kunnen worden gerekend tot de categorie pronkstillevens en banketjes.
Binnen de bloemstillevens die Maria schilderde, kan een onderscheid worden gemaakt naar boeketten in een vaas en boeketten die hangen (festoenen of guirlandes).
Voor Maria stond niet een realistische weergave van een specifiek boeket centraal, maar een evenwichtige opbouw van een willekeurig aantal bloemen en het effect van de gezamenlijk kleuren op het schilderij. Het schilderen gebeurde aan de hand van de vele voorstudies, die wel ‘naer het leven gheconterfeyt’ waren. Die methode stelde Maria in staat een sterk en gedetailleerd visueel beeld van specifieke bloemen in haar hoofd te vormen en die tijdens het schilderen uit het hoofd (‘uyt den geest’) zeer getrouw weer te geven.
Maria sloot in haar schilderijen aan bij de algemene opvattingen over stillevens, die in de tweede helft van de 17e eeuw leefden. Dit geldt ook ten aanzien van de belichting van het onderwerp: het licht komt altijd van links en de sterkste belichting krijgt de middenpartij van het boeket. Haar religieuze achtergrond geeft de redelijke zekerheid dat veel elementen van haar schilderijen een religieus-moralistische bedoeling zullen hebben. In die zin is zij trouw aan de kunstopvattingen, die in de kringen van Huygens, Oudaen en Cats leefden.
Haar schilderijen zijn nooit overladen, wel levendig en sierlijk gearrangeerd. Zij laten een smaakvolle kleurencombinatie zien tegen een donkere achtergrond. Dat inzichten op dat punt uiteen kunnen lopen blijkt uit de opvatting van de kunsthistoricus Kugler. Hij oordeelt dat haar bloemstukken geen sterk arrangement hebben en dikwijls een opdringerige kleurencombinatie. Niettemin, zo stelt hij, geeft zij haar bloemen weer met een uiterst echte weergave en met een diepte, glans en frisheid van kleuren die door geen enkele andere bloemenschilder wordt bereikt.
Een van de kenmerken van haar schilderijen is haar voorliefde voor de roze provenceroos, die op nagenoeg elk schilderij op een prominente plek te zien is. De zonnebloem zien we in haar vroegere werken vaak bovenin zonder dat deze het schilderij domineert.
Een ander veel voorkomend kenmerk van de schilderijen van Maria is de vlinder, waarmee zij telkens op een subtiele wijze haar beschouwing op leven, dood en wederopstanding symboliseert.
Het toewijzen van schilderijen aan Maria van Oosterwijck
Maria van Oosterwijck signeerde lang niet al haar werken. Dat deden de meeste kunstenaars uit de 17e eeuw ook niet. Om een niet gesigneerd schilderij toch te kunnen toeschrijven aan MvO is een vergelijking van schilderstijlen en toegepaste technieken noodzakelijk. Een dergelijke werkwijze is overigens ook nodig bij schilderijen die wél gesigneerd zijn. Het was in de 17e en 18e eeuw en ook daarna niet ongebruikelijk dat een schilderij van een valse signatuur werd voorzien om de waarde daarvan te verhogen. Een signatuur zegt daarom lang niet alles.
De echtheid van een kunstwerk wordt bepaald aan de hand van een materiaaltechnisch en stijlkritisch onderzoek. Bij het eerste wordt onderzoek gedaan naar het materiaal waarop en de verfsoorten waarmee de voorstelling is geschilderd. Met het stijlkritische onderzoek wordt de wijze waarop de voorstelling geschilderd is, geanalyseerd: aan de manier van schilderen probeert men de schilder te herkennen.
Hoe zorgvuldig ook een toewijzing geschiedt, niet alle onzekerheid kan daardoor worden weggenomen. Soms zijn de verschillen tussen schilders buitengewoon klein, zeker als zij behoorden tot een zelfde atelier of werkplaats of gedurende een bepaalde periode in een collectief samenwerkten. De invloed van een leermeester tijdens de leer- of instructieperiode was buitengewoon groot. Aan de totstandkoming van een schilderij in een atelier werkten soms meerdere schilders. De meester kon de compositie neerzetten, die anderen vervolgens uitwerkten of afmaakten. De productie van meerdere schilderijen in een atelier kon gelijktijdig plaatsvinden, waarbij de samenwerkende schilders elkaar beïnvloedden.
De wijze van presentatie van de schilderijen
Na een keuze in de linkerkolom treft u afbeeldingen van de schilderijen aan. De volgorde van de presentatie is bepaald op basis van het oppervlak van elk schilderij (van groot naar klein). De afbeeldingen zijn niet op schaal. Bij elk schilderij kunt u nadere informatie opvragen.