Vermaert Konstschilderesse

P3

Vruchtenstilleven met een akeleibeker voor een raam

Verblijfplaats: Dresden, Gemaldegalerie Alte Meister
Andere titels in literatuur: 

  • Früchtestilleben mit Akeleipokal für Fenster

Drager: doek
Getekend: Maria van Oosterwijck
Plaats signering: rechtsonder
Datering: neen
Afmetingen: 70,5 x 56 cm (3948 cm2)
Bijzonderheden: -

Beschrijving

Op het schilderij is een compositie te zien van fruit met als centrale blikvanger een sierkelk en een roemer op een zilveren schaal, een zgn. puntschotel, op een marmeren tafel. De tafel is met zijn linkerrand geplaatst tegen een wand direct onder een vensterraam. Door het raam is een landschap te zien. Op de vensterbank ligt een druivenrank. Op de tafel links zien we drie trossen lichte druiven met het loof, waarachter een watermeloen zichtbaar is. Op de centrale as ligt nog een tros druiven, waarvan het blad over de tafelrand hangt. Nagenoeg in het centrum van het schilderij staat een rijk geornamenteerde sierbeker met rechts daarvan een roemer. Voor de roemer ligt een oranjeappel. De roemer en oranjeappel zijn op een zilveren hoekige platte schotel geplaatst. De schaal steekt met zijn rand precies over de tafelrand.
Van de hoek links boven hangt schuin naar rechts een gordijn dat is opgebonden met een gordijnkoord. Linksboven hangt een gordijnkoord met flos naar beneden en van de linkerbovenhoek loopt nog een koord schuin naar rechts.

Bijzonderheden:

Dit schilderij ademt in alles de invloed van De Heem en zijn kring. Er zijn ook paralellen met Van Beijeren. Veel elementen, zoals de sierbeker, de puntige schotel, de sinasappel, de druiven, de roemer, het gordijn, komen eveneens voor op soortgelijke pronkstillevens. Terwijl de doeken van De Heem in het algemeen overvloediger en rijker zijn, is dit doek terughoudender en soberder opgezet.
Meer in het bijzonder kan een vergelijking worden gemaakt met het pronkstilleven van Abraham Mignon, dat in het bezit is van het Ashmolean Museum in Oxford (afbeelding links).
Hoewel dat doek voller en ook gecompliceerder is, vallen enkele overeenkomsten op:

  • de pronkbeker;
  • het raam met de spijlen;
  • het gordijn en gordijnkoord;
  • de roemer
  • de druiven.

Met name kan worden opgemerkt dat de pronkbekers op beide doeken nagenoeg identiek zijn:

          

 

Omdat beide pronkbekers ook identiek zijn aan die, welke Jan Davidsz de Heem schilderde op het pronkstilleven in de collectie van het Centraal Museum Utrecht [rechter detailopname], mag worden aangenomen dat Maria en Mignon de pronkbeker zagen in de periode dat zij in bij De Heem in Utrecht werkten. Als die veronderstelling juist is, kan het schilderij ook in die periode worden gedateerd, dus in het midden van de zestiger jaren.

Dergelijke sierbekers, afkomstig uit Neurenberg of omgeving (‘Akeleipokal’ of ‘Buckelpokal’), werden vanaf het begin van de 17e eeuw erg populair in de Republiek. Het was een relatief duur verzamelobject. De sierbeker werd als pronkelement door veel andere stillevenschilders op doek vereeuwigd, onder meer Pieter de Ring, Van Beijeren, e.a.

De opmerkelijke gepunte schotel werd in de 17e eeuw in Holland veel gemaakt. Als vorm blijkt deze aansprekend te zijn geweest voor stillevenschilders, die worden gerekend tot de schilders in de kring van De Heem: hij komt ook voor op schilderijen van onder meer Simon Luttichuys (1610 - 1661)[1], Joris van Son[2], (1623 - 1667) en Carstiaan Luyckx[3] (1623 – na 1658). Ook Abraham van Beijeren gebruikte deze schotel als decoratief element[4].

Het opgeknoopte gordijn met koorden als decoratief achtergrondelement komt bij stillevens regelmatig voor, niet alleen op stillevens, zoals bij Van Beijeren en in de kring rondom De Heem. Ook Gerrit Dou paste dit thema regelmatig toe bij zijn schilderijen. Het werd gebruikt om de ruimtelijkheid van het schilderij te vervolmaken. Op het hier besproken schilderij van Maria is het gordijn op de voorgrond geplaatst, om het ruimtelijke effect te vergroten.

Het schilderij was halverwege de 19e eeuw in Berlijn, blijkens de getuigenis van Chistiaan Kramm in zijn boek uit 1860: ‘In de Koninklijke Galerij te Berlijn zag ik twee stukken van haar: “Bloemen in een glazen vaas” en “Een meloen, verscheidene trossen druiven enz. op eenen marmeren tafel geplaatst, waarachter een gordijn”, alles schoon van kleur en met zorg bewerkt.’




[1] zie afbeelding in JD de Heem en zijn kring, cat.nr. 48

[2] idem pag 164

[3] idem pag 166

[4] idem pag 173

P1

P2

P3